Beautiful Plants For Your Interior
De geschiedenis Nederland
Cilindrische hoofddeksel
De naam kepie is afkomstig uit de Franse taal. In de negentiende eeuw, werd binnen de Nederlandse elite, de Franse taal als voertaal gebruikt. Veel Franse woorden werden in de Nederlandse taal overgenomen en ingesloten. Hierbij is het woord kepi ( Uitspraak képi), vernederlandst naar kepie ( Uitspraak keepie). In de woordenboeken wordt de kepie omschreven als een cilindervorming, militaire hoofddeksel cilindervormig militair hoofddeksel' ontleend aan Zwitsers-Duits Käppi, verkleinwoord van Kappe 'muts, kap', vergelijk kap 1 'hoofddeksel.
Het begin van de kepie
Na de onafhankelijkheid van België was Nederland bijna een eeuw niet direct, betrokken bij oorlogsvoering in Europa. Dit was terug te zien in de militaire mode, de uitdossing was frivoler, gericht op uiterlijk vertoon en werd als status gezien
In de koloniën, was er wel oproer, maar dit was een probleem voor het Koninklijk Nederlands Indisch Leger. Behalve de hoge inkomsten uit de koloniën voor de staat der Nederlanden, hadden deze ontwikkelingen weinig of geen invloed op het Nederlandse leger.
Aan het eind van de 19e eeuw was er vooruitgang en dat wilde men laten zien. De uniformen werden voorzien van allerlei esthetische verfraaiingen. Evenals de uniformen werden ook de hoofddeksels voorzien van opsmuk, rozetten, pompons, snoeren, ballen enzovoort. Helaas, was dit niet altijd praktisch voor de militair in het veld en was er vraag naar een hoofddeksel dat draagbaar was tijdens de oefeningen.
De kepie is geboren!
Omstreeks 1865 werd er een hoofddeksel vervaardigd, welke wel voldeed aan de eisen van die tijd. Het hoofddeksel was laag uitgevoerd, ongeveer 8 centimeter hoog, van laken in de tint of kleur van het tuniek. Het was voorzien van een vallende klep van zwart lakleder. De kleur van de biezen om de bol ( bovenzijde) waren de kleuren van het regiment/onderdeel. Verder was het hoofddeksel versierd met een kokarde van oranje zijde, met een lis en knoop er onder. Voor de officier was de kokarde omgeven met gouden of zilveren bouillons of torsades, voor de onderofficier was het in geel of wit zijden koord. Het hoofddeksel werd als veldmuts gedragen, naast de Shako.
In de latere jaren ontwikkelde dit hoofddeksel zich, tot op een kepie gelijkend hoofddeksel. Deze kepie werd in het voorschrift een “Veldwachterspetje” genoemd, daar dit hoofddeksel ook gedragen werd door de politie en andere gezag dragende functies binnen de overheid. Eigenlijk was deze kepie binnen Nederland de oer-kepie, waaruit de andere modellen van de kepies zijn ontstaan. De kepie was geboren! De kepie model 1865 was van zwart naar zeer donker blauw laken vervaardigd. Op de voorzijde zat een kokarde, met een lis waaronder een bolle knoop was bevestigd. Alleen de kepies voor de bereden dienst vak/wapenen waren voorzien van een stormband.
De "Blauwe periode" ingegaan
Waar tijden veranderen, veranderde het uniform mee binnen het Nederlands leger. Omstreeks 1895 werd het uniform van het Nederlandse leger herzien en er werd een kepie geïntroduceerd, welke hoger was als het “Veldwachterpetje”. Dit model wordt in de literatuur omschreven als model 1897, het jaartal dat het model bij koninklijk besluit werd ingevoerd. De tijd waar in het uniform werd gedragen werd de “Blauwe periode” genoemd, verwijzend naar de kleuren van het uniform.
Het model kepie 1897, was uitgevoerd in zwart- en donker blauw laken. De kepie was voorzien van een ovale oranje kokarde, omrand met zijde of torsade, met er onder een lis en een blinde knoop (blanco knoop). De kokarde, voert de kleur geel, wit, zilver of goud, dit naar gelang het dienstvak/wapen. Op de onderzijde van de kepie was een koord aangebracht, welke overeenkwam met de kleur van het wapen dan wel dienstvak, gelijkend aan de kokarde. Op de achterzijde was dit koord gevormd in een lis, in de vorm van een klaverblad en werd een “Hongaarse krul “genoemd. De stormband was een praktische accessoire en bevestigd met twee blinde knopen .
De kepie M1897 wordt vaak verward met de kepie van het KNIL model 1895. Het verschil met de KNIL kepie, is de vallende klep van het model 1897. De voorzijde klep van de kepie 1897 wijst naar beneden. Verder de lengte van de lis van de kokarde van het model 1897 was de lis langer dan van de KNIL kokarde. De kleur oranje van de bies aan de bol van de KNIL kepie komt niet voor bij kepie model 1897 en de maten aan de voorzijde en de achterzijde van de kepie model 1897 zijn hoger. Tot ver in de mobilisatietijd van de eerste wereld oorlog, werden de kepies model 1897 door gedragen.
Vernieuwen vanuit neutraliteit
In 1912 werden de uniformen van het Nederlandse leger vernieuwd naar grijs/groen en twee jaar later naar grijs. Het geheel van de uniformen waren geïnspireerd op de uniformen gedragen door het keizerlijke leger van Duistland Op 7 september 1912 werd bij koninklijk besluit nummer 41, de shako model 1912 ingevoerd. Helaas, dit hoofddeksel had een kort leven. Bij ministeriele Beschikking van 19 april 1916, nummer 1, werd de shako vervangen door de kepie model 1916.
Door de mechanisatie, de veranderende oorlogsvoering en gebruik van vernietigingswapens voldeed de uniformering niet meer aan de tijd. Voor het veldtenue werd naar de ontwikkelingen in de oorlogvoerende buurlanden, de helm ingevoerd, om bescherming te geven tegen de gebruikte munitie. De shako model 1912 was een overblijfsel uit vergaande tijd, voldeed niet aan de eisen van bescherming. Daarbij had de shako teveel kenmerken van de mode in het Duitse Keizerrijk, welke tijdens de eerste wereldoorlog, in Europa werd gezien als agressor. Desondanks zijn er 275.000 shako’s model 1912, aan het veldleger geleverd.
Bij hetzelfde besluit van 7 september 1912 werd bij koninklijk besluit nummer 41, werd de platte pet 1912 ingevoerd. Dit hoofddeksel, was gemaakt in eerste instantie van grijs/groene laken en na 1915 van grijs laken van fijne wol. De pet was ovaal en had een vallende klep. Bij het model 1912 was de band en de bies aan de bol rondom de pet in gelijke kleur, als van het regiment/onderdeel waar toe de militaire behoorde. In 1915 werd de band uit kostenbesparing vervangen door dezelfde grijs kleur als de pet.
Polderen
Herkenbaar vanuit alle tijden, werd politiek vaak ad hoc besluiten genomen in een soort poldermodel. De Nederlandse regering had zich vanaf het begin van de eerste wereldoorlog, neutraal verklaard. Desondanks werd er wel een mobilisatie afgekondigd en vele soldaten, moesten worden gekleed. Tijdens de mobilisatie jaren van de eerste wereldoorlog, was het Nederlandse leger gekleed in diverse uniformen, waar geen eenheid in bestond. Op foto’s uit 1916 staan militairen met shako’s , petten, kepies en diverse combinaties van blauw, grijze uniformen. Bij ministeriële beschikking van 19 april 1916 no= 1, verviel de shako en werd vervangen door de kepie.
De kepie model 1916, werd alleen uitgevoerd in grijs laken. Bij ministeriële Regeling 16 juli 1915 mocht de kepie worden gedragen, dit was wel op eigen kosten. Deze kepie werd zowel gedragen door officieren, als onderofficieren en manschappen. Deze kepie mocht worden door gedragen tot 1931. In het jaar 1923 werd een nieuw model kepie geïntroduceerd. Het model 1923 was iets hoger dan het model 1916 en werd tevens in het zwart ingevoerd, voor bij het uitgaanstenue.
Van pragmatische naar praktisch
Na de eerste wereldoorlog was het interbellum ingegaan. De militaire Europese mode van de mogendheden, ontwikkelden zich naar de rijkdommen en ervaringen uit de eerste wereldoorlog. De Nederlandse politiek hield zich vast aan de neutraliteit, zoals in de eerste wereldoorlog. Vanuit de militairen kwam er meer vraag naar een moderne leger en aanpassingen in de kleding en uitrusting. Met betrekking tot hoofddeksels, in de jaren tussen 1916 en 1940, kwamen er voor in het veld, diverse uitvoeringen van helmen. Daarnaast veranderde de uitrusting en werden proef uniformen gedragen, waarbij het praktische en het pragmatische werd samengebracht. De kepie, in zijn ontwapende kwetsbare uiterlijk bleef en werd naar de tijd in kleine details aangepast.
De kepie model 1928, deed zijn intrede en werd uitgevoerd in het grijs én in het zwart. De zwarte kepie werd alleen gedragen door de (onder) officieren, bij het uitgaanstuniek. De uitzondering van het dragen van de zwarte kepie waren, de manschappen van de Koninklijke Marechaussee en de cavalerie, welke de kepie mochten dragen bij hun uniform. In 1934, bij de invoering van het nieuwe kledingbesluit, bleef de kepie in vorm en uiterlijk gelijk aan het model1928. Wel werden er andere materialen gebruikt, waaronder de stof, het frame onder de stof en de knopen. Met de introductie van het model 1928, waarbij alleen knopen met de afbeelding van de “Klimmende leeuw” werden gebruikt, kwamen de opvolgende jaren, de knopen met gekruiste kanonnen-, de gesprongen granaat-, mineurshelm- en esculaap embleem. In eerste instantie werden deze knopen, alleen op de zwarte kepie gedragen, en rond 1934 werden de knopen, onder de kokarde van de grijze kepie geplaatst. De grijze kepie behield wel de bronzenknopen met de “Klimmende leeuw aan de zijkanten, voor de bevestiging van de leren stormriem.
Symbool en verafschuwing
In de meidagen 1940, was de kepie samen met de helm, een symbool voor het Nederlandse leger, een toonbeeld van kwetsbaarheid en strijdlustig met minimale middelen. In de oorlog bleef de kepie alleen nog in gebruik bij de Marechaussee welke onder Duits gezag stond. In 1941 werd de kokarde met het oranje hart, van de Marechaussee kepie, vervangen door rood/wit/blauw hart in de kokarde. De knopen met de gesprongen granaat bleven op de kepie evenals de blauwe biezen op de kepie. Tijdens de oorlog veranderde de Duitse bezetter, de inrichting van de democratische rechtstaat, waarbij ook de Marechaussee, onder het bevoegd gezag van de Duitsers een ongewilde taak moest uitvoeren. Voor vele Nederlanders die werden vervolgd in opdracht van de Duister bezetter, werd de Marechaussee, in het uniform en kepie geassocieerd met de gruwelijkheden van de bezetter. De Marechaussee die werden opgeleid in Schalkhaar, werden vooral gezien als collaborateurs en hun uniform werd verafschuwd.
De leden van de Koninklijke Marechaussee, welke waren gevlucht naar Engeland, droegen hier het uniform zoals voor de oorlog. Hierbij werd ook de kepie gedragen en zelfs in London werd de kepie gemaakt door de Engelse kleermakers voor de Koninklijke Marechaussee. De kokarde van de koninklijke Marechaussee in Engeland behield zijn oranje kleur. De Koninklijke Marechaussee had onder andere de taak om de verblijven van de Koninklijke familie te bewaken en de koningin te beschermen.
Na de oorlog mocht de Koninklijke Marechaussee vanuit economische overwegingen de kepie nog dragen tot ongeveer 1948. Op 15 juli 1940, was al het besluit genomen in bezet Nederland, dat alle voorafgaande besluiten en beschikkingen met betrekking tot de uniformering waren vervallen. Hiermee kwam een einde aan de kepie binnen de Nederlandse krijgsmacht.
De kepie werd/wordt alleen nog gedragen door veteranen, studentenweerbaarheid en schutterijen.
Kepie model 1865
Kepie model 1897
Shako 1912
Pet model 1912
Kepie model 1916
Kepie model 1928
